PAUL TETAR VAN ELVEN

DE KUNSTENAAR

FOTO VAN PAUL OP OUDERE LEEFTIJD

Schilder, leraar en gulle schenker


Paul Tetar van Elven werd in 1823 in Antwerpen geboren als kind van Nederlandse ouders in een artistieke familie. Hij volgde zijn opleiding tot graveur, tekenaar en schilder aan de Academies in Amsterdam en Den Haag. Rond 1850 was hij al aardig bekend als portrettist en schilder van destijds populaire huiselijke en stichtelijke genrestukken. Maar zijn eigenlijke terrein was en bleef de historiekunst, de uitbeelding van roemrijke gebeurtenissen uit de ‘Vaderlandsche’ geschiedenis. Tetar had weinig voeling met de in zijn tijd opkomende stromingen zoals het impressionisme en bleef zijn leven lang de academische principes trouw.


Na zijn aanstelling als leraar handtekenen aan de 1864 kocht hij het voorname pand aan de Koornmarkt. Hij zou er 30 jaar wonen, eerst met echtgenote Louise Schmit, na haar dood in 1883 met zijn tweede, vrouw, Mechelina van Duuren. Er waren geen kinderen. Tetar was een ouderwetse, maar om zijn pedagogische kwaliteiten bij de studenten geliefde leraar. Als kunstenaar en romanticus voelde hij zich echter weinig thuis in het “saaie” Delft, stad van “boterhandel en mechanica”, waar aan kunst en cultuur weinig te beleven viel. Dat zal hem bewogen hebben, zijn huis met de kostbare inhoud als zijn persoonlijk cultureel erfgoed aan de stad na te laten. De vakanties voerden het echtpaar dan ook altijd naar de grote steden in het buitenland, zoals Dresden en Parijs, waar Tetar in de musea de beroemde oude meesters kopieerde.


Na zijn pensioen in 1894 vertrok het echtpaar naar een huis in Scheveningen, met de naam “Ars Longa, Vita Brevis” (Kunst duurt lang, het leven kort). Daar overleed Tetar in 1896. Mechelina heeft ervoor gezorgd dat zijn laatste wens werd gerealiseerd. In 1927 werd het museum geopend.

DE VERZAMELAAR

KAST MET DELFTS AARDEWERK

“Schilderijen, prenten, boeken, preciosa en antique meubelen, porcelein en costumes” …


Zo omschreef Paul Tetar van Elven in zijn testament de “inboedel” van zijn huis aan de Koornmarkt die in het toekomstige museum voor het publiek te zien moest zijn. De bezoeker van nu kan met eigen ogen constateren dat aan de wens van de schenker nog altijd ruimschoots wordt voldaan.


Tetar was, net als veel kunstenaars van zijn generatie, een hartstochtelijk verzamelaar van kunst en antiek, met een voorkeur voor de 17de eeuw. Bovendien had hij als historieschilder, van wie historische ‘juistheid’ werd verwacht, goede, authentieke voorbeelden nodig. Vandaar de vele antieke meubels, prenten, antiquarische boeken, wapens en gebruiks- of siervoorwerpen in zijn nalatenschap. Een aantal daarvan vinden we op zijn schilderijen terug.


De porseleinkasten met Delfts blauw en Oosters porselein getuigen ook van zijn verzameldrift. De weinige, maar door Tetar wel genoemde kostuums worden vanwege hun kwetsbaarheid alleen bij hoge uitzondering getoond.

OUDE POP

ZIJN FAMILIE

SCHILDERIJ VAN DE FAMILIE VAN PAUL

Paul Constantin Dominique Tetar van Elven wordt in 1823 in Antwerpen geboren als jongste zoon in het Nederlandse gezin van Henricus Lambertus Tetar van Elven en diens tweede vrouw Dorothea Carolina de Hosson. Hij groeit op in een kunstzinnige familie. Zijn moeder was een dochter van de schilder en tekenmeester Bernardus van Hosson; zijn vader hield zich na zijn pensionering als ambtenaar bezig met letterkunde en poëzie.


Bij Pauls keuze voor een loopbaan als kunstenaar waren twee oudere halfbroers hem voorgegaan: beiden waren na hun opleiding aan de Antwerpse Academie al volop werkzaam. Martinus Gerardus (1803-1882) als architect en vanaf 1835 directeur van de afdeling Bouwkunde van de Amsterdamse Academie. Jean Baptiste (1805-1889) als graveur en schilder van stadsgezichten, kerkinterieurs en portretten. Diens zoon, Pierre Henri Theodore (1828-1908), zou het als schilder en aquarellist van stadsgezichten en landschappen letterlijk het verst brengen, namelijk tot hofschilder in Italië, waar hij nog altijd beroemd is. De reden dat Paul zijn opleiding niet in Antwerpen maar in Amsterdam begon, is dat het gezin in 1830 na de afscheiding van België naar Nederland verhuisde, waar Henricus als ambtenaar bij Binnenlandse Zaken werd aangesteld.


Louise Schmit (1823-1883)


In 1853 trouwt Paul met Louise Schmit, geboren in 1823 in Den Haag als vierde kind in het gezin van Carel Leendert Schmit, commies bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken, en Elisabeth Catharina Luning. Paul heeft haar meerdere malen geportretteerd, maar ook op veel van zijn andere schilderijen zijn haar gelaatstrekken te herkennen. Louise speelde piano en was met Paul, die fluit speelde, actief betrokken bij het Delftse genootschap Toonkunst. Samen maakten zij vele reizen door Europa tot zij door haar zwakke gezondheid meer aan huis gekluisterd raakte.


Mechelina van Duuren (1852-1925)


Na haar dood hertrouwt Paul vrij snel met de dertig jaar jongere Mechelina van Duuren uit Den Bosch, met wie hij tot zijn pensioen in 1894 aan de Koornmarkt blijft wonen. Daarna verhuizen zij naar Scheveningen, waar Paul in 1896 overlijdt. Mechelina hertrouwt in 1899 met Gerrit Anne Pitlo (1848-1918). Helaas zijn van haar geen portretten bekend.
Mechelina bepaalde in haar testament dat Tetars laatste wens moest worden uitgevoerd. Op haar aanwijzing werd in 1926 de Stichting Museum Paul Tetar van Elven opgericht met het doel: de collectie te beheren en het huis als museum in te richten.


Zie ook Stamboom Tetar van Elven en Stamboom De Hosson.