In 1887 maakt Paul Tétar van Elven (1823-1896) zijn testament. Hij bepaalt dat zijn huis na zijn dood een museum moet worden èn dat er een fonds moet komen ter ondersteuning van de historieschilderkunst. Paul is zelf een ijverig beoefenaar van dit kunstgenre, waarbij verhalen uit de mythologie, de Bijbel, de geschiedenis of literatuur worden uitgebeeld. Paul kiest vaak voor roemrijke gebeurtenissen uit de vaderlandse geschiedenis.
Het Paul Tétar van Elvenfonds moet elke vier jaar een wedstrijd voor jonge schilders organiseren. Degene die het beste historiestuk “uit den klassieken tijd” maakt, krijgt een toelage om vier jaar in het buitenland te studeren. De voorstelling mag uit “niet minder dan drie en niet meer dan vijf personen” bestaan. De wedstrijd wordt door de Amsterdamse kunstenaarsvereniging Arti en Amicitiae georganiseerd. De bekroonde schilderijen moeten in het museum worden bewaard.
Het idee was gebaseerd op de bekende Prix de Rome, die in 1807 door Lodewijk Napoleon in Nederland was ingevoerd. Paul had in 1847 zelf naar deze Groote Prijs gedongen, helaas zonder succes.
Dankzij het testament van Helena, Pauls tweede vrouw die in 1925 overleed, gaan zijn beide wensen in vervulling. Vanaf 1934 tot 1988 heeft het Paul Tétar van Elvenfonds wedstrijden uitgeschreven. Vanaf het begin bleek dat de “klassieke tijd" nog maar weinig kunstenaars wist te inspireren. In 1970 werd daarom gezocht naar andere thema's, zoals recente gebeurtenissen.
De tien winnende stukken zijn nu te zien, samen met een aantal voorbeelden van Pauls eigen historiekunst.
Meer informatie over Paul Tétar van Elven en de getoonde werken.
OPENINGSTIJDEN
dinsdag tot en met zondag
van 13.00 - 17.00 uur
Entree € 12,-
Kinderen gratis
Museumjaarkaart geldig (zie verder Bezoekersinformatie